Van echte fouten in literaire
boeken houd ik niet. Sterker, ze kunnen mijn leesplezier van het ene moment op
het andere zodanig vergallen, dat het zelfs een verder keurig geschreven werk
nauwelijks nog lukt om mijn aandacht serieus terug te winnen.
Ik
heb het niet over een evident tik- of zetfoutje, wanneer er bijvoorbeeld ‘iet’
staat terwijl ik weet dat het ‘iets’ zou moeten zijn. Het gaat om
waarnemingsfouten. Zoals wanneer het in een alinea hard waait, maar een vlag er
lusteloos bijhangt. Of wanneer een persoon de trein neemt om enkele alinea’s
verder uit de bus te stappen. De schrijver of schrijfster doet dan iets waar ik
hem of haar niet op wil kunnen betrappen: onoplettender zijn, minder goed
kijken, ruiken, voelen, proeven, horen dan zijn of haar lezer. En dáár lees ik
geen literatuur voor! Ik wil niet luisteren naar iemand die nog dommer blijkt
te zijn dan ik.
Evenmin
kan ik tegen fouten vanwege gebrek aan kennis, zoals wanneer een frescoschilder
olieverf in plaats van tempera op zijn natte kalkmuur strijkt of een kaaiman in
de Ganges zwemt. Een schrijver die zulke fouten maakt is op zijn minst een
luiwammes. Niets en niemand verplicht hem tot encyclopedische kennis van de
meest uiteenlopende zaken, maar áls hij bepaalde kennis etaleert, moet die ook
met de feiten stroken. Zo niet, dan levert hij wanprestaties en beledigt hij niet alleen mijn intellect, maar vooral mijn integriteit.
Maar
dol ben ik op foute fouten! Dat zijn dus fouten die er toe doen, die de
schrijver met opzet gemaakt heeft of laat maken. Het zijn geen fouten van de
tekst, integendeel! Het zijn veelal fouten of vergissingen die iets verraden,
van een personage, van de verteller. Ze bieden een onverwachte inkijk of
doorkijk. Het zijn Fehlleistungen,
met de nadruk op Leistungen: prestaties,
verrichtingen. Ze doen een beroep op mijn integriteit.
Eigenlijk
vind ik een verhaal, novelle of roman pas echt boeiend wanneer er minimaal één zo’n
goed foute fout in zit.